Ondernemingen hebben de mogelijkheid hun financieringen te bekostigen met geld van het publiek. Om aanspraak te maken op dat spaargeld, kunnen ze aandelen uitgeven. Beleggers kunnen zich op die aandelen inschrijven. Ze betalen een bepaald bedrag dat overeenkomt met de waarde van de effecten, in ruil voor een eigendomstitel van het bedrijf.
Investeerders kunnen de aandelen verkopen op de secundaire markt. Dat is de markt waarop aandeelhouders hun effecten aan andere beleggers kunnen verkopen. Het bedrijf dat de aandelen uitgeeft, de emittent, heeft met deze handeling niets te maken.
De prijs op de secundaire markt wordt bepaald door de wet op vraag en aanbod. De prijs stijgt naargelang zich meer kopers aanbieden.
Een aandeel kan twee soorten opbrengsten opleveren:
Dividend: de onderneming kan bij winst besluiten dividenden uit te keren, zodat alle aandeelhouders een deeltje van de winst krijgen.
Meerwaarde door verkoop: als een belegger aandelen koopt, doet hij dat in de meeste gevallen omdat hij denkt dat ze in waarde zullen stijgen. Dat is meteen ook het grote risico van de aandelenmarkt. Een aandeel kan immers net zo goed dalen als stijgen.
Aandeel aan toonder: papieren aandeel zonder eigendomsbewijs, worden vanaf 1 januari 2008 uit de omloop gehaald.
Nominatief aandeel: het aandeel draagt de naam van de aandeelhouder.
Dit bericht is gepost op 26 februari 2008 om 15:10 uur en is geplaatst in Beleggen en investeren.